Een actieve manier om bijvoorbeeld een taallesje af te nemen. Op verschillende strookjes papier wordt een opdracht geschreven. Bijvoorbeeld 20 vragen of zinsontledingen. De leerlingen nummeren een vel papier van 1 tot 20 die overeenkomen met de propjes. Je gooit alle propjes in de lucht en de leerlingen vangen of pakken een propje, bekijken de opdracht of vraag en vullen het antwoord in bij het corresponderende nummer. Daarna maken ze er weer een propje van en gooien ze het weer weg.
Van tevoren maak je de briefjes met vragen of oefeningen klaar zodat je die zo kunt verspreiden in het lokaal. De kinderen kunnen zelf een briefje nummeren met het aantal te maken opdrachten. Als leerkracht kun je ook van tevoren al een invulbriefje maken en kopiëren. Als de betrokkenheid verzwakt dan stoppen, niet alle vragen hoeven dan klaar te zijn.
Domeinen:
Taal
Bewegen
Aantal kinderen: klassikaal
Benodigdheden:
pen en papier
taalopdracht op strookjes genummerd papier.
Dit spel is een combinatie van het oefenen met ei en ij en veel rennen. Het spel kan zowel binnen als buiten gespeeld worden. Over het plein of klaslokaal zijn hangen papieren met vragen over het alfabet. Bij elke vraag staat een nummer en twee antwoordmogelijkheden. De kinderen zetten de letter die bij het antwoord hoort op het antwoordenblad en die vormt uiteindelijk een zin. Bij elk antwoordt die ze kiezen zit nog een toffe beweging die ze mogen doen. Dit spel kan in tweetallen of in kleine groepjes worden gespeeld.
Domeinen:
Taal
Bewegen
Leerlingen lopen met het boek in hun hand door de ruimte, er klinkt muziek. Als de leerkracht de muziek stopzet, blijven ze stilstaan en gaan ze in gesprek over hun boek met de leerling die het dichtst bij staat. Ieder krijgt 2 minuten om zijn/haar boek aan de ander te promoten. Na 2 minuten gaat de muziek weer aan en gaan de leerlingen weer door elkaar lopen tot de muziek stopt. Zo worden in totaal drie rondjes ‘gedanst’. Bespreek tijdens het napraten wie er nieuwsgierig is geworden naar een boek.
Domein:
Leesbevordering
Benodigdheden:
alle leerlingen hebben het boek dat ze lezen tijdens het vrijleesmoment in hun hand
Herhaal de spellingsregels met de leerlingen. Leg beide spellingsregel bij een hoepel en leg deze verspreid op het plein. Vertel de leerling bij welke hoepel welke spellingsregel ligt. Zorg dat elke leerling een wisbordje met whiteboardmarker heeft of zorg ervoor dat elke leerling een stoepkrijt heeft. Noem steeds een woord. De leerlingen rennen naar de juiste hoepel en schrijven daar het woord op. Daarna rennen ze terug naar jou en jij controleert of het woord goed geschreven is. Dit blijf je met verschillende woorden herhalen.
Domein:
Spelling
Benodigdheden:
2 hoepels
2 gelamineerde vellen met de spellingsregel
Whiteboard markers
Wisbordje (1 per leerling) of stoepkrijt (1 per leerling)
Maak met de hoepels een vierkant. Leg bij elke hoepel evenveel pittenzakjes/pannenkoeken neer. Bij elke hoepel moeten minstens 2 leerlingen staan. Een leerling staat in de hoepel, een leerling staat naast de hoepel. De leerling buiten de hoepel leest een woord van de woordenlijst voor. De leerling in de hoepel moet aangeven of dit met OU of AU geschreven wordt. Heeft de leerling het goed? Dan mag hij een pannenkoek/pittenzakje stelen bij een van de andere hoepels. Heeft de leerling het fout? Dan moet hij een pannenkoek/pittenzakje van zichzelf pakken en bij een van de andere groepjes in de hoepel leggen. Na een paar minuten kan er gewisseld worden. Degene die de woorden heeft voorgelezen komt dan in de hoepel. Wie heeft op het einde de meeste pannenkoeken/pittenzakjes verzameld?
Domein:
Spelling
Benodigdheden:
4 hoepels
4 stapels met 'pannenkoeken' of pittenzakjes
4 bladen met woordenlijst OU en AU
Kinderen krijgen even de tijd om na de uitleg over samenstellingen in hun eigen leesboek 3 samenstellingen op te zoeken. Deze schrijven ze op hun wisbordje. Daarna lopen ze met het wisbordje door het lokaal en laten hun wisbordje aan een klasgenootje zien. Dit klasgenootje kijkt of het echt samenstellingen zijn die gevonden zijn (twee losse woorden die samen een nieuw woord maken).
Domein:
Taal
Benodigdheden:
Eigen leesboek
Wisbordjes
Verdeel de klas over groepen van 4 tot 5 leerlingen. Vier leerlingen dragen een letter. Indien er vijf leerlingen in een groepje zitten, is de vijfde leerling de 'quizmaster'. Elk groepje krijgt 3 minuten de tijd. De quizmaster of de leerkracht leest steeds een vraag voor. De leerlingen die een letter dragen moeten in de juiste volgorde gaan staan. Elke goed gegeven antwoord levert één punt op. Welk groepje heeft de meeste goede antwoorden?
Tip: ken je dit spelletje niet? Bekijk dan even het filmpje zodat je een goede indruk krijgt van hoe het werkt.
Domein:
Taal
Benodigdheden:
Gelamineerde letters uit het 'letterpakkenspel'. De leerlingen moeten de letters om hun nek kunnen hangen zodat één letter op hun buik hangt en één letter op hun rug.